Onderbouw
Gedichtenpad onderbouw
Gedicht 1: aan
de paraplu’s in de gang van het eerste leerjaar
Rood
Ik hou van blauw, ik hou van groen.
Ik hou van geel en wit.
Ik hou van bruin, ik hou van paars.
Ik hou zelfs van grijs.
Van zwart hou ik een beetje.
Maar ik heb de pest aan rood.
Rood als ik verlegen ben.
Rood tot in mijn hals.
Rood van kwaad en rood van boos.
En vuurrood van verbrand.
Rood als ik gevallen ben.
Rood van pijn en bloed.
Roos van bult en rood van jeuk.
En knalrood van ho! Stop!
Ik hou van alle kleuren.
Van donker tot heel licht.
Van zwart hou ik een beetje.
Maar rood? Van rood hou ik dus niet.
Truus van de
Waarsenburg
Uit: De koning
gaat in bad. Zwijsen, Antwerpen 1995
Verwerking (beeld- kleuren linken aan beelden):
Lees het gedicht voor en bespreek nadien het gedicht. Als je
goed geluisterd heb, weet je waaraan je allemaal kan denken als je het woordje
‘rood’ hoort: verlegen, kwaad, verbrand, pijn, bloed, ...
Je zegt een kleur (bijvoorbeeld ‘groen’). Geef de leerlingen
nadien de opdracht om te tekenen aan wat ze denken als ze de kleur ‘groen’
horen.
Probeer zo een paar verschillende kleuren uit en bespreek
telkens de verschillende keuzes van de leerlingen.
Gedicht 2: aan
de schoolpoort
Zoals de wind waait
Gaat het waaien
nou, dan ga je
gauw naar buiten met je jas.
Ga de hele
middag spelen
dat je echt een zeilschip was.
Jasje open
ga maar lopen
met de wind zo in je rug.
Open houden
laat je douwen
door de wind, dan ga je vlug.
Dus je jasje
nou, dat was je
eigen zeiltje in de wind.
En dan was je
zelf het mastje.
Ja, de mast ben jij, m’n kind.
Ga maar zeilen
zeven mijlen
over de stoep, dat was de zee.
Dat zal vlug gaan
Nee, niet teruggaan
jij hebt nou de wind nog mee.
Laat maar waaien
laat maar draaien
laat maar gaan
laat het langs je wangen aaien
door je fraaie haren graaien
ik vind die wind jou zo goed staan.
Karel Eykman
uit: Op blote
voeten door de nacht. De Harmonie, Amsterdam, 1994
Verwerking (muziek- klanken maken):
Laat het liedje ‘Hoor de wind eens waaien’ (https://www.youtube.com/watch?v=ieLMQ5039VA)
horen aan de leerlingen.
Lees nadien het gedicht voor (gebruik handgebaren). à Wat
heb je gehoord in het gedicht?
Ga samen met de leerlingen op zoek naar geluiden die de wind
kan maken.
Gedicht 3:
onderweg naar het park (straat oversteken)
Lief en vriendelijk toch van zon en maan,
overal met ons mee te gaan,
en dat bij deze winterkou;
heel die lange lange stille laan
en zoveel sterren erachteraan!
Wij blijven staan – zij blijven staan.
Daar vallen vlinders, wit en blauw.
Waar komen die vandaan?
Hendrik de
Vries
uit: Van
Alphen tot Zonderland. De Nederlandse kinderpoëzie van alle tijden. Querido,
Amsterdam, 2000
Verwerking (beeld-vlinders maken):
Lees het gedicht voor en bespreek het: Wat volgt er ons? Wat
valt er naar beneden?
Bekijk samen met de leerlingen verschillende prenten van
vlinders.
De kinderen maken nadien hun eigen vlinder met oliepastel.
Gedicht 4: In
het bos
Beleefd
Aan de rand van het bos
Moet je kloppen op de bomen.
En dan netjes blijven wachten.
Tot de dieren roepen
Dat je binnen mag komen.
Geert de
Kockere
Uit: Het
Koekeloerelaantje, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1999
Verwerking (bewegingsexpressie):
Lees het gedichtje voor. Waarover gaat het?
Kijk eens naar de bomen? Ze zijn groot en staan met hun
wortels stevig in de grond. De beschermen de dieren in het bos.
Wij gaan doen alsof we een boom zijn. We staan stevig op de
grond met onze voeten een beetje uit elkaar. Luister nu goed naar het volgende
liedje en voel je een boom, groot en stevig.
(CD-boek: Het dansende dierenbos- kinderyoga op muziek-
liedje 1; sta als een boom)
Gedicht 5: Het
Mot- de vogelverschikkers
Vogelverschrikker.
Daar sta je dan alleen en verlaten in het land.
Met kledingstukken vol met gaten.
En aan je linkerkant een versleten hand.
Ooit was jij de trotste bezitter van heel dit land.
Velen heb jij mogen verjagen door al die jaren heen.
In koude en in warme dagen
jij ploeterde je er wel doorheen.
Vele mensen heb jij over dit land zien lopen.
Maar ze gaan het nu uiteindelijk verkopen.
Een grote meneer gaat hier nu bouwen.
Grote appartement en andere moderne gebouwen.
Er valt voor jou niks meer te bewaken.
En ze zullen ook jou binnen enkele dagen
met de grond gelijkmaken.
Onbekend
Verwerking (beeld-maak een kleine vogelverschrikker met
materiaal uit het bos)
Lees het gedicht. Waarover gaat het? Hebben jullie al eens
een vogelverschrikker in het veld zien staan?
Wat doet een vogelverschrikker in het veld? Hoe ziet hij
eruit?
Jullie mogen zelf een vogelverschrikker maken met alles dat
jullie in het bos kunnen vinden.
Gedicht 6:
standbeeld
Olifant
Ik knip iets
Heel ergs moeilijk uit
Het wordt misschien
Een olifant
O nee toch niet
De slurf valt eraf
Het wordt een krokodil
Of is het een giraf
Ik knip iets
Veel te moeilijks uit
Het wordt misschien
Geen dier
Het lijkt misschien
Wel nergens op
Ik maak een prop papier
Hans &
Monique Hagen
Uit: Lichtjes
in je ogen (tekeningen van Marit Törnqvist), uitgeverij Querido, Amsterdam,
2014
Verwerking (beeld- lijnen- dieren tekenen):
Bekijk samen met de leerlingen het kunstwerk in bos. Lees
nadien het gedicht voor.
Werk dier zien zij hierin?
Bekijk samen enkele prenten van minimalistische dieren. Laat
de leerlingen zelf een dier tegen met enkel een paar lijnen.
Gedicht 7: op
het einde van de wandeling door het bos
Merel 2
Mijn eerste vogel was een merel
Ik noemde alle vogels zo
Tot ik leerde hoe ze heetten:
Lijster, vink, spreeuw of mees
Maar de merel bleef.
Overal vliegt hij me na
En waar ik ben of ga zingt
Hij zijn lied
Vanaf het dak of
Dwars door mijn gedicht.
Maar nooit zal ik de tijd vergeten
Dat alle vogels merel heetten.
Johanna Kruit
Uit: De maan
begon te schijnen, uitgeverij Leopold, Amsterdam, 2002
Verwerking (bewegingsexpressie- vlieg als een vogel
Lees het gedicht
voor. Waaronder gaat het gedicht? Verschillende soorten vogels.
Kijk naar de vogels in de lucht. Valt zie je als ze vliegen
(mooie brede vleugels, ze glijden door de lucht, heel sierlijk.
Probeer samen met de leerlingen ook zo sierlijk te vliegen
als de leerlingen. Luister samen naar het liedje over de vogel en probeer ook
zo sierlijk mogelijk je armen te bewegen en mooi op 1 been te staan. Denk dat
je ook door de lucht zweeft.
(CD-boek: Het dansende dierenbos- kinderyoga op muziek-
liedje 3; vlieg als een vogel)
Gedicht 8: Bij
de bakker
Brood
Beloof me dat ik me nooit opzij laat schuiven,
Al is het maar
dat ik mijn mond opendoe
Tegen iemand die voordringt bij de bakker.
Maar mannen en vrouwen hebben altijd haast,
Willen graag even voor, kinderen hebben zogenaamd
Tijd genoeg (Beloof dan dat als het mijn beurt
is, ik niet vergeten ben wat voor
Brood ik moet.) Dat ik niets durf te zeggen is
Mijn schuld. Hardop schaam ik me eenmaal,
Als iedereen naar me kijkt, zwijg ik vanzelf.
Beloof dat ik me er doorheen elleboog,
Zoals kinderen moeten langs al dat beterweet.
Ted van Lieshout
Uit: Van boerke naas tot dikkertje dap; 101 kindergedichten
om nooit meer te vergeten, Uitgeverij Lannoo, Tielt (2011)
Verwerking (drama- het gedicht napselen):
Heb je ooit al bij de bakker gestaan, alleen, en je was een
beetje bang om brood te vragen. En sommige mensen wouden je voorsteken. Laat de
lln eventueel vertellen. Luister goed,
want het gedicht dat ik nu gaat lezen gaat hier over. (gebruik lichaamstaal
zodat alles duidelijk wordt, leg nadien enkele woorden uit)
Wat was er aan de hand? à Een
kindje stond bij de bakker en alles grote mensen staken voor. Als hij dan eindelijk
kon vragen wat hij wou, was hij het vergeten. Maar ik wil het kunnen!
Maak groepjes van telkens 4 leerlingen. (lln 1: het kindje,
lln 2: de bakker, lln 3 en 4: de grote mensen).
Reacties
Een reactie posten